Ik vind het bij dit onderzoek belangrijker dan ooit dat ik de praktijk vanaf verschillende invalshoeken ga bekijken. Zo kijk ik naar mijzelf als leerkracht, gericht naar een leerling met vermoedelijk faalangst, maar ook naar alle individuen uit de klas. Ik ben door mijn theoretisch onderzoek namelijk van mening dat het voor geen enkele leerling kwaad kan om te werken aan zijn/haar zelfbeeld. Hieronder heb ik uitgewerkt hoe ik het onderzoek in de praktijk heb aangepakt.

Ik als leerkracht

Aan de hand van de theorie ben ik in eerste instantie gaan nadenken over mijn eigen gedrag als leerkracht. Ben ik iemand die faalangst aanwakkert? Want als dit zo is kan ik kinderen zich in eerste instantie onzeker laten voelen en in het ergste geval zelfs faalangst laten ontwikkelen.  Dat is natuurlijk het laatste dat ik wil. Om achter dit antwoord te komen heb ik de checklist van Aton Horeweg afgenomen (Horeweg, 2021), hieronder mij ingevulde checklist:

Zelftest Leerkracht Ingevuld
PDF – 249,0 KB 25 downloads

Gelukkig zijn er weinig tot geen situaties uit de lijst die ik nooit toepas. Wel ben ik mezelf hierdoor een stuk bewuster geworden van de gevolgen die kleine complimentjes of dingen al kunnen hebben. Ook lijkt het met goed om in de klas faalangst te bespreken en dan vooral het stuk dat iedereen wel eens bang is om het niet goed te doen en dat iedereen fouten maakt. Als ik er goed over nadenk vind ik het dan ook stom dat ik dit niet eerder heb gedaan.

In de klas

In mijn stageklas op het SBO zijn er heel wat leerlingen die onzekerheid laten zien in bepaalde situaties, maar een leerling valt bij daarin specifiek op: Dylan (niet zijn echte naam). Dylan is een actieve gezellig jongen die heel erg van spelen houdt. In klas doet hij goed zijn best en volgt hij de lessen aandachtig. Wanneer hij het antwoord op een vraag weet roept hij deze gelijk door de klas, maar wanneer je hem een beurt geeft als hij het antwoord nog niet direct weet slaat hij dicht. Bespreken van zijn gevoel vind hij lastig, net als het stellen van een vraag als hij het niet begrijpt. Dit uit zich vaak in snel invullen van een antwoord zonder hier over te denken, tenminste zo oogt het. Op die manier is hij in het oog van klasgenoten snel klaar, maar uiteindelijk heeft hij er dan weinig van geleerd en maakt hij veel fouten. Als laatste valt het ook op dat hij veel om bevestiging vraagt. Denk hierbij aan opmerkingen zoals: Dat is toch zo juf? Mag dat dan juf? Kijk dit is goed he? 

Om een duidelijk beeld van Dylan te krijgen heb ik het observatieformulier van Anton Horeweg bij hem afgenomen. Hieronder staat het ingevulde document:

Faalangst Observatie Formulier Dylan
PDF – 169,4 KB 21 downloads

Antwoord op vraag 29: Ik denk dat Dylan zich telkens beter voelt binnen de groep. Hij zit sinds dit schooljaar bij ons op school en heeft ondertussen zijn plekje redelijk gevonden. Hij heeft vrienden gemaakt en kan met veel kinderen uit de klas goed spelen. Op het gebied van lezen en rekenen laat hij echter het boven genoemde gedrag zien en voelt hij zich dus duidelijk minder prettig. 

Aan de hand van het formulier kan ik toch zeker zeggen dat Dylan gedrag laat zien dat kenmerkend is bij faalangst. Hier ben ik dan ook mee aan de slag gegaan.

Interventie 1

Uit mijn leerkracht checklist werd mij duidelijk dat het goed is om met de klas te praten over faalangst. Ik ben, door corona online, het gesprek met de leerlingen aan gegaan over fouten maken en onzeker zijn. Ik ben begonnen met vertellen dat ik een fout had gemaakt met een rekenles voor de kerstvakantie. Ik had namelijk een andere bladzijde uitgelegd dan dat de kinderen moesten maken. Hierdoor zorgde ik ervoor dat de klas de sommen niet goed begreep. Ik voelde me echt niet zo slim en ik vond het vervelend dat de klas het niet goed begreep omdat ik die fout had gemaakt. De kinderen begrepen mijn gevoel, maar nog belangrijker, ze begrepen ook dat een fout maken kan gebeuren. Iedereen heeft uiteindelijk iets kunnen noemen wat fout ging en hoe hij/zij zich hierbij voelde. Een leerling sloot dit gesprek mooi af met deze opmerking: ''Mijn opa zegt altijd dat fouten maken door mensen hoort en dat je iets leert als je het maar probeert. 

Ik ben blij dat het gesprek redelijk vanzelf liep. Ter voorbereiding aan dit gesprek had ik enkel het volgende:

- De situatie waarin ik een fout maakte.

- De volgende vragen:

  • Heb jij wel eens een fout gemaakt?
  • Welke fout heb jij wel eens gemaakt?
  • Hoe voelde jij je daarbij?

Deze voorbereiding bleek gedurende het gesprek dan ook voldoende te zijn.

Interventie 2 en 3

Naast dat ik Dylan wil helpen met zijn faalangst is het voor andere onzekere leerlingen ook fijn om een beter zelfbeeld te kunnen ontwikkelen. Hiervoor heb ik een leerling en een leerkracht doel opgesteld.

  • Leerkracht: Ik geef elke leerling, elke week, gedurende een maand, bewust een compliment gericht op het kind zelf.
  • Leerlingen: Alle leerlingen geven elke dag een andere medeleerling een compliment.

Hierbij spreekt het leerkracht doel aardig voor zich. Elke week zorg ik voor een leerlingenlijst waarbij ik het gegeven compliment aan het kind kan opschrijven. Op die manier kan ik goed bijhouden of ik niet per ongeluk een leerling vergeet. Ik heb ervoor gekozen om niet elke dag iedere leerling een bewust compliment te geven. Dit omdat ik bang ben dat de complimenten daardoor verplicht worden in plaats van gemeend. Wanneer dit in mijn systeem komt hoop ik dit later uit mezelf te doen en er geen lijst meer bij nodig te hebben. 

Het leerling doel wil ik behalen door elke dag een andere leerling uit de groep centraal te laten staan. Dit kind is dan het zonnetje van de dag. Voor het zonnetje van de dag ligt een blad achterin de klas waarop ieder kind een compliment geeft. Deze complimenten wil ik de eerste keer puur uit de kinderen zelf laten komen. Wanneer ieder kind een keer geweest is kan ik de kinderen beetje bij beetje leren hoe ze persoonlijkere complimenten kunnen geven. Mijn mentor en ik schrijven natuurlijk ook elke dag een compliment op de lijst over het kind. Aan het einde van dag dag krijgt het kind de lijst mee naar huis en kan het genieten van alle mooie en lieve complimenten die hij/zij heeft ontvangen. 

Door de lockdown heb ik deze interventies helaas nog niet uit kunnen voeren. Na de lockdown ben ik van plan hier zo snel mogelijk mee te beginnen.

Interventie 4: Dylan

Ik weet door mijn onderzoek ondertussen dat Dylan zeer waarschijnlijk faalangst heeft. Hier wil ik hem dan ook graag mee helpen. Ik had in eerste instantie een ander plan, maar door de lockdown was dit niet mogelijk. Vandaar dat ik de volgende interventie heb uitgevoerd.

2 keer per week bel ik Dylan om te vragen hoe het met hem gaat. Dit gaat dan over hem zelf, maar ook over het werk dat hij moet doen of overige dingen waar hij over wil praten. Met deze gesprekjes heb ik verschillende doelen, namelijk:

  • Ik geef Dylan persoonlijke, positieve, aandacht en complimenten. Hiermee hoop ik zijn zelfvertrouwen te stimuleren.
  • Ik bied Dylan ruimte om vragen te stellen over wat lastig is. Hierbij stimuleer ik hem om zijn vragen daadwerkelijk te stellen.
  • Ik bouw een band op met Dylan waardoor hij zich, hopelijk, veilig voelt in mijn omgeving.

Volgens de theorie die genoemd staat, bij het kopje faalangst, zijn deze punten belangrijk voor het omgaan met faalangst. Door gedurende de lockdown op deze manier met Dylan aan de slag te gaan hoop ik dat zijn faalangst in ieder geval niet verder ontwikkeld. Al zie ik natuurlijk het liefst de mate van zijn faalangst afnemen. 

Punten die op zijn gevallen tijdens het uitvoeren van de interventie:

  • Dylan zijn thuissituatie is momenteel onrustig. Zijn ouders hebben hem verteld dat ze gaan scheiden. Hij geeft aan dat hij dit niet zo leuk vindt. Helaas is het niet gelukt om Dylan te spreken zonder dat zijn moeder in de buurt is. Dieper over zijn gevoel praten is dan ook nog niet gelukt.
  • Dylan verteld vooral trots over het werk dat allemaal goed gelukt is en begint te glimmen wanneer ik een compliment geef. Ik probeer met het geven van complimenten rekening te houden met de theorie. Ik geef dan ook complimenten over hoe hard hij zijn best doet en over zijn persoonlijkheid.
  • Dylan geeft tijdens bel momenten met de gehele klas aan dat hij het fijn vind dat ik er ben. Dit geeft mij het idee dat hij zich met mij veilig voelt.
  • Dylan durft telkens meer vragen te stellen over het gene waar hij moeite mee heeft. Daarnaast stelt hij zelf voor om een stukje voor te lezen, terwijl hij dit in de klas altijd heel lastig vindt.